14 november 2006

Herman

Zoëven kwam ik de werkelijkheid tegen
en ze zei: 'Dag, en wie ben jij?'
'Ik,' zei ik, 'kan dat?'
'Bij mij wel,' zei ze.
Ik wilde wel van haar houden,
en toch, ze was zo gewoon,
maar ze zei: 'Natuurlijk. Kijk,
de velden hebben geen nevel meer nodig
om te slapen
en wij geen verliefdheid om te beminnen.'
En toen moest ik lachen.
'Je bent dan toch nog een poëtische
werkelijkheid,' zei ik. En zij:
'Ja, natuurlijk, wat had je dan gedacht?'